Hechten

Voor de Gelderlander schreef ik het volgende gedicht

Hechten

Ik moet een jaar
of acht geweest zijn
en beloofde mezelf
mijn vader door de Achterhoek 
rond te rijden
wanneer hij oud en kaal zou zijn

Ik zat op de achterbank
van de Opel Commodore
We tuften binnendoor via 
Voorst naar Breedenbroek
Opa draaide het raam open
de wind joeg hem voor het laatst
langs zijn grote zwarte  bril
Ik heurde h’m hechten
De ganzen gakten hoog boven ons
in een uitbundige V 
Een fietser haalde ons in
Mijn vader reed stapvoets

Als mannen in die tijd
hadden kunnen huilen
had het zachtjes geregend
in de mosgroene auto
We verdwaalden rond Sinderen
en pisten samen in de bosjes

Mijn vader is nooit oud geworden 
zelfs niet in mijn dromen
maar mijn moeder en schoonmoeder 
komen met de Valys 
de verjaardag van onze dochter vieren
Ze zien het Woold
de witte wieven bij Lochem
de Kathedraal van Baak
Kris kras sjezen ze 
door de Achterhoek tot Zwolle
de boeken van Bredevoort
de kanonnen van Groenlo
de glijbaan van Ruurlo

Opgetogen komen ze de huiskamer binnen
Ha ha, wi-j hadden jao in Paries waezen kunnen
maor ja, of i-j dat wilt?!